Ik maak nu zo`n 6 jaar gebruik van een rolstoel en elke keer als ik denk dat ik alles nu wel heb meegemaakt, sta ik weer verbaasd van een opmerking of handeling van een persoon die duidelijk niet weet hoe hij om moet gaan met de situatie.
Om het de nietrolstoeler wat makkelijker te maken heb ik een lijstje gemaakt met dingen die ik tegen ben gekomen, en daarbij tips hoe wél te handelen.
1. Ik ben geen meubelstuk wat je even opzij schuift
Dit is me 2 of 3 keer overkomen maar heeft me elke keer weer flabbergasted achtergelaten: mensen die me even opzij zetten omdat ik naar hun idee in de weg sta.
Ja ik neem wat meer ruimte in beslag dan een rechtopstaand persoon, en af en toe blokkeer ik daardoor onbedoeld een doorgang. Vaak heb ik het niet in de gaten omdat even achter me kijken nu eenmaal wat lastig is. Je kunt me gewoon vragen of ik even aan de kant wil gaan. Het is niet mijn levensdoel om andere mensen dwars te zitten dus de kans dat ik gewoon opzij ga als je het me vraagt is dan ook erg groot.
2. Mijn rolstoel is een verlengstuk van mij. Geen transportmiddel.
Mijn rolstoel betekent voor mij wat benen betekenen voor lopende mensen. Een manier om ergens te komen. Ik heb dan ook liever dat je er vanaf blijft, ik ga namelijk ook niet aan jouw benen zitten omdat ik ze mooi vind, of grappig van vorm, of leuk qua functie.
Ik vind het niet prettig wanneer je mijn rolstoel benoemt als ‘een karretje’ of ‘mijn invalidengeval’. Ikzelf heb namelijk geen probleem met mijn rolstoel en ik zie het niet als afschuwelijks, maar als mogelijkheid weer mee te doen aan de maatschappij. Benoem het gewoon, rolstoel is geen eng of beladen woord.
3. Je hoeft me niet altijd tegemoet te komen.
Ik ben gewend omhoog te kijken wanneer ik met iemand spreek en ik vind dat geen probleem. Je hoeft wanneer we 3 woorden wisselen niet te bukken om op mijn niveau te komen, dat voelt kleinerend. Liever heb ik dat je twee stappen naar achter zet zodat de kijkhoek wat prettiger is. Bij wat langere gesprekken is het juist wel fijn wanneer je op mijn niveau komt. Het scheelt mij een stijve nek wanneer je een stoel pakt en gewoon even naast of voor me komt zitten.
Wanneer je achter me staat en dan met me in gesprek gaat, is de kans groot dat ik snel uitgepraat ben. Zeker wanneer ik niet even om kan draaien omdat ik bijvoorbeeld klem sta, of net ergens anders mee bezig ben.
4. Als ik hulp nodig heb vraag ik daar om. Je hoeft het me niet op te dringen.
Als ik zelfstandig boodschappen ga doen, doe ik dat omdat ik weet dat ik dat kan. Wanneer ik dingen ga doen waar ik bij voorbaat al hindernissen zie neem ik versterking mee, of ik vraag vooraf assistentie op locatie.
Het is niet nodig mijn tas uit mijn handen te trekken zodat je mijn boodschappen er in kunt stoppen. Als ik mijn rolstoel in de auto zet is het niet nodig achter me te blijven staan met je handen wijd alsof je keeper, klaar om te vangen. Ik kan zelf inschatten waar mijn grenzen liggen en ben mondig genoeg mensen te vragen mij te helpen wanneer ik hulp nodig heb. Ik merk dat veel valide mensen met dit onderdeel worstelen. Ze willen graag behulpzaam zijn.
Een stelregel die ik zelf hanteer: laat de regie bij de persoon zelf, én vraag jezelf af waarom je zo graag wil helpen. Kun jij het niet aanzien dat iemand in jouw ogen aan het prutsen is, óf is er een gevaarlijke of onmogelijke situatie ontstaan? De meeste personen met een handicap vinden zichzelf niet gehandicapt. Ja ze hebben een functiebeperking, maar dit is voor hen de dagelijkse realiteit. Ze hebben geleerd zich voort te bewegen met hulpmiddelen, of hebben zichzelf handigheidjes aangeleerd om dingen te doen. In vrijwel alle gevallen weten ze zelf heel erg goed wat er nodig is, en hoe dat bereikt kan worden. Door ervan uit te gaan dat personen met een handicap altijd hulp nodig hebben, ondermijn je hun zelfbeeld. Je reduceert ze van een volwaardig persoon, tot een hulpeloze gehandicapte die gered moet worden.
Behandel personen met een handicap zoals je personen zonder handicap behandelt, maar houd wel oog voor de situatie.
Als ik een tas boodschappen op schoot heb, en mijn sleutels uit mijn handen heb laten vallen ben ik bijzonder gelukkig wanneer je deze even voor me opraapt. Wanneer ik met m’n wiel tussen de tramrails ben geschoten, is het echt wel prettig als je me assisteert om weer los te komen. Een niet (zichtbaar) gehandicapt persoon raap je tenslotte ook gewoon op wanneer hij/zij/x gevallen is, toch?
5 Vraag wat je wil maar houd het fatsoenlijk aub.
Ik vind het geen probleem om over mijn handicap te spreken en ik wil je best uitleggen wat ik heb en waarom ik in een rolstoel zit, maar ik ben daar ook wel wat selectief in. Wanneer je eerste vraag is wat ik mankeer, vind ik dat dat jou niet aangaat. Wanneer je je kind naar voren schuift om aan mij te gaan vragen wat ik heb, blijf ik op de vlakte. Ik ben geen circusartiest ter lering ende vermaeck. Oprechte interesse in een vriendelijk gesprek krijgt altijd een antwoord.
Behalve dan als je wil weten hoe dat dan zit met seks en of dat nog wel mogelijk is. Dat vraag ik toch ook niet aan jou? Dat is gewoon raar.
Ik wil hierbij aanmerken dat dit een persoonlijk stuk is. Er kunnen altijd personen in een rolstoel zijn die het wél fijn vinden wanneer je ze ongevraagd dingen uit handen neemt, of voor ze knielt om ze te begroeten. Zoveel mensen zoveel voorkeuren. Bij twijfel raad ik aan het gewoon te vragen.
We zijn en blijven uiteindelijk allemaal mens met allemaal onze eigen voorkeuren.